Zo gewoon als ‘leren’ is, zo moeilijk blijkt het praten erover. Het woord heeft veel verschillende nuances en betekenissen.
Wij gebruiken 'leren' het als aanduiding voor wat in een opleiding gebeurt, tijdens het werk of op andere momenten van je leven; voor individuele of juist gemeenschappelijke activiteiten; voor wat intuïtief gebeurt of juist doelgericht.
Mensen leren op verschillende manieren. Ze hebben verschillende omgevingen waarin ze graag leren en hebben verschillende denkgewoonten. Deze verschillen in voorkeuren en gewoonten in het leren, zijn het gevolg van iemands ‘leergeschiedenis’ (hoe werd er op school en thuis omgegaan met het leren), maar wordt ongetwijfeld ook bepaald door zaken als cultuur, leeftijd en persoonlijkheid. Voorkeuren en gewoonten zijn redelijk stabiel, maar liggen niet vast. Een nieuwe werkomgeving een nieuwe fase in iemands ontwikkeling, maar ook inzicht in het eigen leren kan veranderingen in het leren tot stand brengen.
Net zomin als er één betekenis is voor het leren, of één manier van leren, is er één manier om het leren te organiseren. Zo zijn er trainingen, leerprojecten, communities, learning on the job, enz. Daarbij is actieleren niet ‘beter’ dan opleiden, en gaat probleem gestuurd onderwijs niet boven het klassieke onderwijs. De beste manier om hét leren te organiseren bestaat niet. Wel kunnen we zoeken naar een match tussen wat er geleerd moet worden, wie het moet/wil leren, waar het geleerd moet worden en hoe we dat dan het beste inrichten.
In de moderne visie op leren gaat het over:
- het oprekken van het begrip leren
- en over het ontwikkelen van taal voor het leren,
- zodat er een vorm van leren kan worden gekozen en ingezet die ook werkt
- en zowel ‘werkt’voor de organisatie, in de zin dat het beoogde doel gerealiseerd wordt,
- als ‘werkt’ voor de mens, in de zin dat individuele ontwikkeling en welbevinden samen op kunnen gaan.