Om te bepalen op welke manier het leren te organiseren is er een noodzaak voor een gemeenschappelijke taal over leren.
Het leren heeft voor verschillende mensen een verschillende betekenis. Mensen leren en ontwikkelen ook op verschillende manieren. Ze hebben verschillende omgevingen waarin ze graag leren en verschillende manieren waarop ze problemen oplossen. Deze verschillen in voorkeuren en gewoonten in het leren, zijn onder andere het gevolg van iemands ‘leergeschiedenis’ (hoe werd er op school en thuis omgegaan met het leren). Het wordt ongetwijfeld ook bepaald door zaken als cultuur, leeftijd en persoonlijkheid.
Vijf verschillende leervoorkeuren
Om te bepalen op welke manier het leren te organiseren is er een noodzaak voor een gemeenschappelijke taal over leren. Om deze reden hebben wij de grootste verschillen in beelden, zeg maar ‘de geloofsovertuigingen’ die er zijn rond het leren, gegroepeerd in vijf leervoorkeuren:
- kunst afkijken
- participeren
- kennis verwerven
- oefenen
- ontdekken
We lichten deze voorkeuren apart verder toe.
Leervoorkeuren zijn redelijk stabiel
Voorkeuren en gewoonten zijn redelijk stabiel, maar liggen niet vast. Een nieuwe werkomgeving, een nieuwe fase in iemands ontwikkeling, maar ook inzicht in het eigen leren, kan veranderingen in het leren tot stand brengen. Net zomin als er één betekenis is voor het leren, of één manier van leren, is er één manier om het leren te organiseren. Zo zijn er trainingen, leerprojecten, communities, learning on the job, enzovoorts. Daarbij is actieleren niet ‘beter’ dan opleiden en gaat probleemgestuurd onderwijs niet boven het klassieke onderwijs.
De beste manier om hét leren te organiseren, bestaat niet. Wel kunnen we zoeken naar een match tussen wat er geleerd moet worden, wie moet of wil leren, waar geleerd wordt en hoe we dat dan het beste kunnen inrichten.
Download
Bron: Liefde voor leren, Manon Ruijters (2006)