- kennisbank
- Contracteren en aanbesteden
- Hoe alloceer ik risico's?
-
Samenwerkingskunde
-
Projectmanagement
- Wat is projectmanagement?
- Wat zijn de fasen van projectmanagement?
- Hoe beheers je een project?
- Hoe neem je beslissingen in een project?
- Hoe beoordeel je een project?
- Hoe verdeel je de taken in een project?
- Hoe richt je een eenmalige samenwerking in voor een project?
- Hoe ga je om met de omgeving van een project?
- Welke projectmanagement methodes zijn er?
-
Leren en ontwikkelen
-
Organisatiekunde
-
Contracteren en aanbesteden
- Hoe ontwikkel ik een goede inkoopstrategie?
- Waar bestaat een goede inkoopstrategie uit?
- Hoe bepaal je de inkoopstrategie met behulp van risico's?
- Hoe bepaal je de contracteringsstrategie?
- Hoe maak ik een inkoopplan?
- Welke contractvormen bestaan er?
- Wat zijn de gevolgen voor de keuze van een contractvorm?
- Hoe alloceer ik risico's?
- Hoe kies ik voor de juiste aanbestedingsprocedure?
- Welke factoren zijn van belang als je een contract of aanbesteding vaststelt?
-
Programmamanagement
-
Veranderkunde
-
Risicomanagement
-
Leiderschap
-
Managen
Hoe te komen tot een goede allocatie
Voor het maken van een goede risicoallocatie is altijd het startpunt een adequaat en actueel risicodossier met daarin de uitvoeringsrisico's van het project.
Vervolgens kan de verdeling van verantwoordelijkheden en risico's zoals die bij de contracteringsstrategie is bepaald als uitgangspunt worden genomen.
Stelregel is: risico volgt verantwoordelijkheid. Daarmee zijn in de regel veruit de meeste risico’s gealloceerd. Voor de overige risico’s en als algehele check op de verdeling zijn in de literatuur verschillende lijstjes te vinden van omstandigheden die (mede) bepalen welke contractspartij een risico het beste kan beheersen.
Uiteindelijk gaat het er steeds om welke partij:
- De kans van optreden het best kan beïnvloeden.
- Kan de gevolgen het best beheersen.
- Kan een risico goed inschatten.
- Kan de gevolgen dragen.
- Is gemotiveerd om een risico te beheersen.
Van deze vijf factoren zijn de eerste twee in de praktijk het meest doorslaggevend: invloed en beheersbaarheid. De overige drie zijn meer te beschouwen als controlevragen.