TwynstraGudde_60jaa_wit
Werken bij

    Waar wij aan werken

    Met onze adviseurs, managers en opleiders dragen we bij aan duurzame, maatschappelijke veranderingen. Denk aan de energietransitie en de klimaatdoelen, de toekomst van de landbouw, goed onderwijs, passende zorg, oplossingen voor de krapte op de woningmarkt en hoe we het best van A naar B reizen. De uitdagingen zijn groot, maar onze kracht ligt in daadkracht. We laten transities werken.

    Wie we zijn

    Onze adviseurs en managers hebben uiteenlopende expertises en voelen zich verantwoordelijk voor de uitvoering. Duurzaamheid is een integraal onderdeel van onze werkwijze.

    ‘De Refugee Talent Hub brengt werkgevers en vluchtelingen dichter bij elkaar.’

    Jasper Oudshoorn, Adviseur Zorg

    Recente vacatures

    Slimme en duurzame mobiliteit

    Organisatieadviseur Laadinfrastructuur

    Laadinfrastructuur. Waar mobiliteit, logistiek, bouw en energie samenkomen. Het is dé randvoorwaarde om de transitie te maken naar emissieloos vervoer en bouwen. Met als doel om de uitstoot te beperken en om de klimaatdoelen te halen, en zo de wereld voor de volgende generatie goed achter te laten....

    Solliciteer nu
    Zorg

    (Ervaren) Adviseur en Projectmanager Zorghuisvesting

    Wil je werken binnen een dynamisch team waarbij je zowel contact hebt met de publieke als de private sector? Wil je meebouwen aan de verdere uitbreiding van een snelgroeiend team met oog voor een goede werk-privé balans? En heb je affiniteit met bouwrecht, aanbestedingsrecht, ondernemingsrecht of...

    Solliciteer nu

    Blog Sturend vermogen achilleshiel landbouwtransitie

    Padafhankelijkheid is wat mij betreft hèt kernwoord van de publicatie van het Planbureau voor de Leefomgeving over verandervraagstukken in de Land- en Tuinbouw. Het woord is als een pakketje dat je nieuwsgierig uitpakt en blijft boeien, zonder dat je er ooit helemaal achter komt wat er nou inzit.

    Toegevoegd door Michiel Cappendijk op 1 augustus 2018

    Padafhankelijkheid gaat over het gebrek aan keuzemogelijkheden van ondernemers in de Land- en Tuinbouw om zich te onderscheiden en te veranderen. Ze kunnen alleen maar nog beter en nog efficiënter werken, maar wezenlijke veranderingen blijven uit. Volgens het Planbureau heeft dat alles te maken met het gebrek aan het sturend vermogen in de Land- en Tuinbouw; een erfenis van decennia liberaliseren

    Groots met een keerzijde

    Het Planbureau is zonneklaar over de grootse prestaties van de Nederlandse Land- en Tuinbouw. Een nog nooit eerder vertoonde prestatie van een hyperefficiënte en hoogproductieve sector waar de innovaties over elkaar heen buitelen. En hoewel de economische meerwaarde voor de BV Nederland groot is, blijven de gemiddelde inkomens van agrariërs en het rendement op vermogen sterk onder druk staan.

    Ook stelt het Planbureau dat het maar niet lukt succesvol in te spelen op maatschappelijke waarden die ook al decennia hetzelfde zijn, zoals dierenwelzijn, milieudruk of landschap. Opvallend, want mijn persoonlijke ervaring is dat boeren- en tuinders maatschappelijke waardering belangrijk vinden. Als geen ander maken zij onderdeel uit van een regio en bezwaren van omwonenden zijn daarom niet zozeer zakelijke pr issues, maar grijpen in op de identiteit van de ondernemer en daarmee de wil om er iets mee te doen.

    • In de publicatie worden drie hoofdvragen beantwoord: Waarom is veranderen zo moeilijk in de Land- en Tuinbouw?
    • Hoe worden ontwikkelingen gestuurd en wat is de rol daarin van overheid en bedrijfsleven?
    • Wat is minimaal nodig om tot een fundamentele koerswijziging in de Land- en Tuinbouw te komen.

    Waarom is veranderen zo moeilijk?

    Padafhankelijkheid maakt het zo moeilijk om te veranderen en dat is het beste uit te leggen aan de hand van een praktijkvoorbeeld van een bollenteler die van reguliere naar biologische bollenproductie wil overstappen. Allereerst dient de betreffende ondernemer drie jaar biologisch te produceren, voordat hij zijn bodem als biologisch mag bestempelen en de bollen ook als biologisch in de markt mag zetten. In die drie jaar loopt de productie terug, de risico’s op ziekten en plagen nemen toe en ook is de markt zeer ongewis en over het algemeen slechter dan reguliere bollenteelt. De betreffende ondernemer moet dus wel tot op het bot gemotiveerd te zijn om deze stap te nemen. Stel u zelf als voorbeeld: zou u het risico nemen om drie jaar geen of nauwelijks inkomen te verwerven met uitzicht op een biologisch baan met waarschijnlijke slechtere arbeidsvoorwaarden?

    Hoe worden ontwikkelingen gestuurd?

    Het Planbureau constateert dat er in de afgelopen 25 jaar een bijna onuitputtelijk stroom rapporten is verschenen ‘wat’ er moet veranderen, maar dat daarin zelden is ingegaan ‘hoe’ dat moet gebeuren. Logisch, want het was een periode waarin liberalisering en globalisering aan de orde van de dag was. Verdwenen zijn de naoorlogse ‘nooit meer honger’ instituten als de Landbouwschappen, de Productschappen en regionale aanwezigheid van de Kamers van Koophandel en coöperaties als de Rabobank. Er is geen speler meer die vanuit een onafhankelijk rol ontwikkelingen kan sturen of tenminste kan faciliteren. Het gevolg is een hopeloze versnippering van initiatieven en investeringen.

    De conclusie is dat in tegenstelling tot wat veel mensen denken de overheidssturing in de Land- en Tuinbouw alleen maar minder is geworden. De rol van de overheid is volgens het Planbureau nu meer gericht op het reageren op incidenten. Beleidsmatig bevindt overheidssturing zich in de ‘onderhoudssfeer’ om zo de ontwikkelingen bij te houden in die gedifferentieerde en hoogtechnologische sector. Het fosfaatfoutje van het rijk in de melkveehouderij is wat dat betreft exemplarisch. Toch worden er wel pogingen gedaan tot een vorm van coördinatie. Zo hebben 33 (!) partijen vorige maand het Nationaal Tuinbouwakkoord ondertekend. Het gaat in dat akkoord echter nog steeds vooral over de vraag ‘wat’ er moet gebeuren en niet ‘hoe’. Positief is dat de minister mede heeft ondertekend, dat heeft zonder meer een bindend effect. Daarmee is de 'hoe' vraag helaas nog steeds niet beantwoord, want zowel minister als sector zijn zeer terughoudend om die ‘hoe’ vraag, oftewel de governance met rechten en plichten, te beantwoorden.

    In de praktijk bepalen binnen de vaak internationale ketens financiers als Rabobank, retailers als Tesco en toeleveranciers zoals Monsanto in hoge mate de koers via marktmacht, convenanten en keurmerken. De keuzevrijheid van de primaire producent is daarbinnen beperkt, omdat de ketens steeds specialistischer zijn geworden. Waar de gemiddelde stedeling alle boeren gewoon boeren vindt, is het onderscheidt in bedrijfsvoering tussen producenten van tomaten, rozen, tulpen, heesters, champignons groot en met de melkvee- of vleesveehouderijen zelfs levensgroot. Overstappen naar een andere keten is daarom voor veel ondernemers en hun financiers te risicovol en de onderlinge binding tussen agrarische ondernemers uit verschillende ketens minder. Een bijkomend gevolg is dat de legitimiteit van brancheorganisaties om dé boer- en tuinder te vertegenwoordigen sterk onder druk staat. Kortom, vanuit de private praktijk is sturing voor agrarisch ondernemers complex en gedifferentieerd en wordt in hoge mate bepaald door een beperkt aantal toeleveranciers en afnemers.

    Wat is minimaal nodig om te veranderen?

    Om dit te doorbreken dient aan drie randvoorwaarden te worden voldaan volgens het Planbureau. Ten eerste moet een heel scherp debat gevoerd worden over de toekomst van de Land- en Tuinbouw. Dus niet meer warm blazen t.a.v. de economische prestaties en koud blazen t.a.v. de milieudruk, maar formuleren waar het nu echt over gaat. De padafhankelijkheid van ondernemers maakt dat ingewikkeld en gevoelig, want wat wordt hun perspectief?

    Daarna moet de rol van het collectief of de overheid onder loep genomen worden. Hoewel niemand meer verlangt naar de tijd van de naoorlogse instituten, is vriend en vijand er over eens dat met het verdwijnen van de productschappen in 2015 het kind definitief met het badwater is weggegooid. De Land- en Tuinbouw heeft nou eenmaal een grote impact op mensen, is zichtbaar in het landschap en voelbaar via voedsel. Dat vraagt, tot slot, om iets van coördinatie en dat is dan ook de derde randvoorwaarde. Drie suggesties doet het Planbureau voor die coördinatie: optimaliseren huidige vorm van liberale zelfsturing, terug naar centrale sturing vanuit rijksoverheid of toewerken naar een vorm van regionale sturing. Ben je geïnteresseerd naar de uitwerking van deze drie suggesties, lees dan het rapport van het Planbureau voor de Leefomgeving, of lees mijn volgende blog Uitzieken of ingrijpen. Uiteraard ben ik ook geïnteresseerd naar uw ervaring of mening. Laat gerust een reactie achter.

    Neem contact op met

    Alle mensen

    Neem contact op met

    Alle mensen