TwynstraGudde_60jaa_wit
Werken bij

    Waar wij aan werken

    Met onze adviseurs, managers en opleiders dragen we bij aan duurzame, maatschappelijke veranderingen. Denk aan de energietransitie en de klimaatdoelen, de toekomst van de landbouw, goed onderwijs, passende zorg, oplossingen voor de krapte op de woningmarkt en hoe we het best van A naar B reizen. De uitdagingen zijn groot, maar onze kracht ligt in daadkracht. We laten transities werken.

    Wie we zijn

    Onze adviseurs en managers hebben uiteenlopende expertises en voelen zich verantwoordelijk voor de uitvoering. Duurzaamheid is een integraal onderdeel van onze werkwijze.

    ‘De Refugee Talent Hub brengt werkgevers en vluchtelingen dichter bij elkaar.’

    Jasper Oudshoorn, Adviseur Zorg

    Recente vacatures

    Slimme en duurzame mobiliteit

    Organisatieadviseur Laadinfrastructuur

    Laadinfrastructuur. Waar mobiliteit, logistiek, bouw en energie samenkomen. Het is dé randvoorwaarde om de transitie te maken naar emissieloos vervoer en bouwen. Met als doel om de uitstoot te beperken en om de klimaatdoelen te halen, en zo de wereld voor de volgende generatie goed achter te laten....

    Solliciteer nu
    Zorg

    (Ervaren) Adviseur en Projectmanager Zorghuisvesting

    Wil je werken binnen een dynamisch team waarbij je zowel contact hebt met de publieke als de private sector? Wil je meebouwen aan de verdere uitbreiding van een snelgroeiend team met oog voor een goede werk-privé balans? En heb je affiniteit met bouwrecht, aanbestedingsrecht, ondernemingsrecht of...

    Solliciteer nu

    Blog Schiet samenwerking tussen HAP en SEH inderdaad haar doel voorbij?

    Samenwerking in de acute zorg is een actueel thema, maar niet nieuw. Zo wordt reeds langere tijd gewerkt aan de integratie van spoedeisende hulpafdelingen (SEH) en huisartsenposten (HAP). Door vergaande samenwerking zou de druk op de acute zorgketen, buiten kantooruren, moeten worden verlicht. Integratie van SEH en HAP moet leiden tot een reductie van onnodige SEH-bezoeken, doordat patiënten met dezelfde kwaliteit van zorg en tegen lagere kosten behandeld kunnen worden in de eerste lijn. Maar hoe zit het met het wetenschappelijk bewijs voor dit ogenschijnlijk logische concept? Dat zou mager zijn en zelfs tegenstrijdig. Althans, volgens een artikel dat in juli 2022 verscheen in het European Journal of Emergency Medicine. Maar klopt die conclusie ook?

    Toegevoegd door Douwe Hatenboer op 24 februari 2023

    Het artikel beschrijft een Nederlands onderzoek naar de relatie tussen samenwerking van SEH en HAP en het gebruik van de SEH, ziekenhuisopnames en kosten per patiënt. Waarbij de hypothese was dat samenwerking leidt tot minder SEH-gebruik, minder opnames en (dus) lagere kosten. Het onderzoek was gebaseerd op de gegevens van ruim 600.000 unieke patiënten over het kalenderjaar 2017. De gegevens betroffen declaratiedata van zorgverzekeraar VGZ. Volgens de onderzoekers was de patiëntenpopulatie representatief voor de Nederlandse bevolking.  

    Er werd een onderscheid gemaakt naar twee patiëntreizen: via een samenwerkende SEH en HAP enerzijds (ruim drie kwart van de patiënten) en via een losstaande HAP en/of SEH anderzijds (bijna een kwart van de patiënten). Op de data werden meerdere statistische analyses uitgevoerd. De resultaten waren ook voor de onderzoekers verrassend. Men vond namelijk dat samenwerking van HAP en SEH geen effect heeft op het SEH-gebruik, maar wel leidt tot een grotere kans op ziekenhuisopname en hogere kosten. Waarop men concludeerde dat de beoogde kostenvoordelen van integratie in de praktijk dus niet behaald worden. Uiteraard werd ook netjes aangegeven dat het onderzoek beperkingen kende en deed men aanbevelingen voor verder onderzoek. Maar de hoofdconclusie bleef staan en daarmee de twijfel of geïntegreerde spoedzorg wel de gehoopte (financiële) voordelen biedt. 

    Samenwonen is niet automatisch samenwerken 

    Nadere beschouwing van het artikel en navraag bij de onderzoekers geeft een genuanceerder beeld. De gebruikte gegevens over SEH’s en HAP’s komen van het RIVM en betreffen uitsluitend de geografische locatie (in 2017). Zoals het RIVM zelf aangeeft zeggen die locatiegegevens niets over de aard en mate van samenwerking in triage, diagnostiek en behandeling. De onderzoekers geven aan dat zij de locatie hebben gebruikt als proxy voor samenwerking. Dus, als SEH en HAP op dezelfde locatie zijn gevestigd, dan is er samenwerking, zo redeneert men. In het artikel spreken zij zelfs over gemeenschappelijke triage. In de praktijk betekent het feit dat HAP en SEH op dezelfde locatie gevestigd zijn niet per definitie dat zij samenwerken. En als dat wel het geval is, dan worden drie vormen van samenwerking onderscheiden:

    1. Parallel: de HAP bevindt zich in of bij het ziekenhuisgebouw, met een afzonderlijke receptie en zonder gemeenschappelijke triage.
    2. Serieel: de HAP bevindt zich in het ziekenhuis met een receptie vóór de SEH, zonder gemeenschappelijke triage.
    3. Geïntegreerd: HAP en SEH bevinden zich achter een gemeenschappelijke receptie en hebben een gemeenschappelijke triage.
    Schiet samenwerking tussen HAP en SEH inderdaad haar doel voorbij?

    In 2016 (dus een jaar voor de onderzoeksperiode) was volgens de Marktscan Acute Zorg van de NZa in 12% van de gevallen helemaal geen sprake van samenwerking, bij 9% werkten HAP en SEH wel samen, maar niet in het ziekenhuis, van parallelle samenwerking was sprake bij 22% van de gevallen, seriële samenwerking kwam bij 27% voor en geïntegreerde samenwerking bij 20%. Die laatste categorie steeg wel het sterkste. Het is dus aannemelijk dat in 2017 de geïntegreerde samenwerking wat verder was gestegen, maar dat dit nog altijd een minderheid van de gevallen betrof waarin SEH’s en HAP’s op dezelfde locatie gevestigd zijn. In het artikel wordt de indruk gewekt dat, indien HAP en SEH op dezelfde locatie zijn gevestigd, dan ook sprake is van gemeenschappelijke triage. Dat was dus in het onderzoeksjaar 2017 niet overal het geval. 

    Losstaande HAP’s en SEH’s: een niet-homogene groep 

    Zoals gezegd was er in 2016 in 21% van de gevallen geen sprake van een colocatie van HAP en SEH. Die locaties zijn in het onderzoek dus als losstaand aangemerkt. Dit sluit ook aan bij de indeling die de onderzoekers maakten naar patiënten: iets minder dan een kwart maakte gebruik van losstaande locaties voor spoedzorg. De groep losstaande SEH’s of HAP’s is, kijkend naar de RIVM-kaart, niet homogeen. Er bevinden zich de nodige losstaande HAP’s in buitengebieden onder, maar bijvoorbeeld ook losstaande SEH’s van UMC’s. In de meeste gevallen is dus verklaarbaar waarom het een losstaande locatie betreft. In het geval van de UMC’s is er dan vaak in de nabije omgeving wel een colocatie van een HAP en een SEH van een algemeen ziekenhuis. De categorie losstaande spoedposten is dus niet bepaald homogeen en dat werkt door in de patiëntenpopulatie. En, door de verschillen in de aard en mate van samenwerking op de colocaties is ook deze groep niet homogeen. Tegen deze achtergrond komt de door de onderzoekers goedbedoeld gemaakte indeling van alle patiënten in twee categorieën (losstaand = geen samenwerking, zelfde locatie = samenwerking) dus in een ander daglicht te staan. En daarmee zijn ook de resultaten en conclusies van het onderzoek niet valide.  

    Hypotheses en de praktijk 

    Dan nog iets over de hypotheses. De eerste was dat samenwerking tussen SEH en HAP leidt tot minder bezoeken aan de SEH. Dat hangt in de praktijk dus mede af van de aard van de samenwerking. Bij integratie met gemeenschappelijke triage lijkt de relatie logisch. Bij seriële samenwerking al wat minder en bij parallelle samenwerking nog minder. De conclusie in het artikel dat samenwerking geen invloed heeft op het aantal SEH-bezoeken kan niet worden getrokken, gezien de te grofmazige benaderingswijze (zelfde locatie = samenwerking, met gemeenschappelijke triage). 

    De tweede hypothese was dat samenwerking tussen SEH en HAP leidt tot minder ziekenhuisopnamen. Los van de kanttekeningen bij de benaderingswijze is dit een merkwaardige aanname, als het louter gaat om de SEH en de HAP. Je zou denken dat de noodzaak van een uiteindelijke ziekenhuisopname niet wordt beïnvloed door samenwerking, wel de snelheid en doelmatigheid waarmee die noodzaak wordt vastgesteld. Bredere samenwerking in de spoedzorg, denk aan de inzet van wijkverpleegkundigen of aan het monitoren van chronische patiënten om een acute verslechtering tijdig te signaleren, kan wel bijdragen aan onnodige ziekenhuisopnamen. Maar daar ging het onderzoek niet over. 

    De derde hypothese had betrekking op de kosten, maar die zijn natuurlijk sterk gerelateerd met al dan niet ziekenhuisopnames. Als de conclusie dat samenwerking tussen SEH en HAP leidt tot meer ziekenhuisopnames kan worden weersproken, dan geldt dat dus ook voor de conclusie dat samenwerking leidt tot meer kosten. 

    Zorgcoördinatie 

    Inmiddels staan we in Nederland aan de vooravond van de landelijke implementatie van zorgcoördinatie, waarbij optimalisatie van de gehele spoedzorgketen centraal staat. Ook daar zal onderzoek nodig zijn om de gehoopte voordelen te onderbouwen. Eén van de lessen uit de voorfase van de regionale pilots zorgcoördinatie is dat kwantificering van de resultaten nog lastig is. Dat moet een waarschuwing zijn om zorgcoördinatie niet zozeer op kostenvoordelen te beoordelen, maar op het beter omgaan met schaarste aan mensen en middelen. 

    Kortom 

    Als er onderzoek wordt gedaan naar samenwerking HAP en  SEH dan is het zaak om hypotheses, benaderingswijze en interpretatie van resultaten ook te voorzien van een scherpe blik uit de praktijk. Anders worden er conclusies getrokken die wel opzien baren, maar niet aansluiten bij de werkelijkheid. 

    Dit artikel is eerder gepubliceerd op nieuwsbriefzorgeninnovatie.nl en geïnitieerd door Bram den Engelsen, geassocieerd partner van TwynstraGudde.

    TwynstraGudde bouwt volop mee aan de acute zorg van morgen

    Eén van de bouwstenen van de houtskoolschets acute zorg zijn regionale zorgmeldkamers. In deze centra wordt over verschillende disciplines heen de zorg gecoördineerd en kan de juiste zorg, op de juiste plek, op het juiste moment ingezet worden. In dit dossier voert de adviesgroep Zorg van TwynstraGudde de projectleiding voor verschillende regio’s, zoals IJsselland, Twente en Flevoland. In deze opdrachten pakken wij samen met betrokkenen complexe vragen op: wat betekent het voor de structurele financiering van zorginstellingen als bijvoorbeeld de wijkverpleegkundige zorg overneemt van de huisarts- of ambulanceverpleegkundige? En hoe ga je om met de verschillende regiogrenzen? Op welke wijze betrek je de individuele zorginkopers bij de verkenningen naar regionale zorgmeldkamers?

    Meer weten

    Neem contact op met

    Alle mensen

    Neem contact op met

    Alle mensen